Als militairen vechten, moeten Nederlanders zelf erfgoed beschermen
“Erfgoedvernietiging is tegenwoordig een beproefd middel voor escalatie en intimidatie. De snelheid en het wereldwijde bereik van de huidige media versterken dat effect.” Dat zei Commandant der Strijdkrachten generaal Onno Eichelsheim vandaag in Den Haag bij een Unesco-conferentie, in bijzijn van minister Kajsa Ollongren. De bijeenkomst ging over de bescherming van cultureel erfgoed tijdens conflicten. Het verdrag daarover bestaat 70 jaar.
Erfgoed gaat over identiteit en de verbinding van generaties uit het verleden, heden en toekomst. De bescherming ervan draagt volgens Eichelsheim bij aan stabiliteit en daarmee aan vrede en veiligheid. Daarom maakt de krijgsmacht zich ook hard om het thema op te nemen in het mandaat van militaire operaties. Dat gebeurde bij missie in Mali (Minusma) en Kosovo (KFOR).
Erfgoedbescherming is goed verankerd binnen Defensie. Iedere militair die op uitzending gaat leert over de bijzonderheden en gevoeligheden van het betreffende land. Dat gebeurt op basis van het zogeheten cultural property protection-handboek. “Militairen realiseren zich zo niet alleen het ethische en juridische belang, maar ook de strategisch waarde. Deze kennis kan doorslaggevend zijn voor het slagen van de missie én de eigen veiligheid”, aldus Eichelsheim.
Geen zandzakken
Als het op het eigen erfgoed aankomt, pleit de generaal voor een weerbare samenleving. Een maatschappij die nauw betrokken is bij de zorg voor veiligheid. “Dat geldt dus ook voor de bescherming van ons erfgoed. Want onze inzet kent grenzen”, waarschuwde hij. “18 miljoen Nederlanders leunen voor vrede en veiligheid op zo’n 70.000 Defensiemedewerkers. Als een conflict in geweld dreigt te ontaarden, dan plaatsen militairen geen zandzakken bij monumenten. Of houden de wacht bij de Nachtwacht.”
Erfgoedinstellingen, zoals musea en archieven, moeten zich hierop voorbereiden, vindt hij. Bijvoorbeeld met behulp van vrijwilligers. Eichelsheim: “Op die manier kunnen militairen zich focussen op een mogelijk gevecht. Precies zoals we zien in Oekraïne. We moeten het echt samen doen. Niet voor niets vallen onze erfgoedbeschermers onder het Civiel-Militair Interactiecommando. En zoeken die ook naar meer en brede verbinding met andere ministeries en civiele instanties.”
Lucebert
“Alles van waarde is weerloos”, citeerde Eichelsheim de dichter Lucebert. “Ik geloof dat dit klopt. Tegelijkertijd geloof ik ook dat we alles van waarde kunnen beschermen door er als samenleving voor te gaan staan. Door, zij aan zij met de krijgsmacht, te investeren in gereedheid, netwerken en internationale samenwerking.
Ollongren
Minister Ollongren nam tijdens de conferentie deel aan een discussiepanel. Daarin gaven onder anderen ook haar ambtgenoten uit Letland, Oekraïne en Irak acte de présence. De bewindslieden spraken over het belang van erfgoedbescherming voor een stabiele samenleving.
Volgens de minister “zijn we het aan ons verleden, ons heden en onze toekomst verplicht om ons cultureel erfgoed te beschermen. Of het nu gebouwen, monumenten, kunst of culturele en natuurlijke voorwerpen zijn.”
Ollongren benadrukte dat bescherming van het culturele erfgoed niet alleen aandacht behoeft tijdens of na een conflict. Hiermee moet altijd rekening worden gehouden zo zei ze. Behoud van cultureel erfgoed gaat volgens haar over meer dan alleen gebouwen en kunstwerken. “Het gaat over de identiteit, geschiedenis en het collectieve geheugen van een volk. De vernietiging ervan schaadt de burgerbevolking.”