Speech minister Ollongren bij Europadebat FD
Speech van minister Kajsa Ollongren bij het Europadebat van dagblad FD.
Geachte aanwezigen,
‘Naar een Europees leger’ – dit thema heeft het Financieele Dagblad gekozen voor het debat van vanmiddag.
Dat u uitgerekend mij vraagt om de aftrap te doen: dat kan geen toeval zijn.
Ik ben vereerd dat ik als minister van Defensie het woord tot u mag richten.
Laat ik beginnen met een conclusie van NRC-journaliste Caroline de Gruyter.
‘De EU moddert voort’, schrijft ze in haar een-na-laatste boek met de veelzeggende titel Beter wordt het niet.
‘Kan het zijn’, vraagt De Gruyter zich af, ‘dat de grootste Europese zwaktes tegelijkertijd een kracht zijn?’
Oftewel: is ‘fortwursteln’, doormodderen, juist de kracht van de EU?
Het lijkt me duidelijk: daar ben ik het natuurlijk niet mee eens.
Zeker niet nu. En zeker niet in retroperspectief.
Hadden we de lessen uit het verleden geleerd, dan had Europa kracht opgebouwd om zichzelf en zijn inwoners te kunnen verdedigen.
Dan had de Russische annexatie van de Krim in 2014 een steviger Europees weerwoord gekregen. Een sterk en daadkrachtig Europa had Poetin wellicht meer kunnen afschrikken.
Niks voortmodderen. Het is tijd ambitie te tonen en te zorgen dat Europa veilig blijft.
Om de geopolitieke dreigingen te duiden, neem ik jullie graag mee naar 2 momenten in onze geschiedenis.
Voor het eerste moment ga ik terug naar de jaren van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Naar de Britse oud-premier Winston Churchill.
Trans-Atlantisch zag de NAVO het licht. In Europa richtten West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Benelux-landen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal op.
Een militaire noodzaak, maar ook een majestueus idee: bundeling van deze industrieën zou een oorlog tussen Frankrijk en Duitsland materieel onmogelijk maken.
Nederland stond bij beide aan de wieg.
Uit vrees voor de agressie en expansiedrift in de Sovjet-Unie riep Churchill in de Raad van Europa op tot ‘the immediate creation of a unified European Army, subject to proper European democratic control.’
Een verenigd Europees leger, onder Europese democratische controle. Toen al.
Zoals we allemaal weten, is het er niet gekomen. De NAVO werd het fundament van onze collectieve verdediging en is dat nog
steeds.
Dat brengt mij bij het tweede moment: 1989. De Berlijnse muur viel.
In Oost-Europa stortte het communisme als een kaartenhuis in elkaar.
De Sovjet-Unie hield op te bestaan en optimistisch verklaarden we de Koude Oorlog ten einde.
Nieuwe generaties kennen het begrip IJzeren Gordijn alleen uit geschiedenisboeken.
We hebben decennia van globalisering, van welvaart, hoop en handel achter de rug.
Dat leidde vanzelf tot vrijheid, was de gedachte.
Oorlog leek voor velen iets uit het verleden.
De defensiebudgetten slonken navenant.
De schok kwam op 24 februari van dit jaar: Poetin verordonneerde de aanval op Oekraïne.
Het was een ongekend harde wake-up call.
We werden wakker in een wereld, waarin Oekraïne vecht voor zijn onafhankelijkheid. Met een moed en vastberadenheid die we
alleen maar kunnen bewonderen.
Oekraïne vecht, niet alleen voor de eigen vrijheid maar ook voor de onze.
We kunnen en mogen niet toestaan dat een agressor zich een soeverein land toe-eigent.
En dan zijn we terug bij het thema van vandaag: moeten we naar een Europees leger?
De essentie is: we moeten naar een veiliger Europa.
We werken in Europa hard aan een gelijk speelveld voor onze bedrijven, het terugdringen van onze energie-afhankelijkheid van Rusland en het beschermen van burgerlijke vrijheden voor alle Europeanen.
Europese defensiesamenwerking moet hoger op die lijst. Het net aangenomen Strategisch Kompas van de EU geeft ons richting, maar nu moeten we ook doorpakken en aan de slag.
Anno 2022 is meer Europese defensiesamenwerking bittere noodzaak.
President Biden toont met zijn militaire steun aan Oekraïne de kracht van de VS als bondgenoot. Maar diezelfde steun toont ook
aan hoe afhankelijk we van onze grootste bondgenoot zijn.
Terwijl die ook de focus naar Azië verlegt.
Wat als de VS bij de volgende verkiezingen een minder Europagezinde president krijgt?
We koesteren het NAVO-bondgenootschap en tegelijkertijd moet Europa meer verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de eigen
veiligheid.
Dat vragen de Amerikanen ook van ons.
We hebben een sterke NAVO én een sterke EU nodig.
De volgende vraag is: hoe dan? Hoe versterken we de Europese veiligheid?
In de eerste plaats door als Europese landen meer te investeren in defensie. Dat gebeurt.
Bijna alle Europese landen investeren nu miljarden extra.
Nederland geeft structureel € 5 miljard extra uit; Duitsland creëert een nieuw fonds van € 100 miljard.
Met recht een ‘Zeitenwende’, een keerpunt, zoals de Duitse bondskanselier het noemde.
Maar met meer geld alleen zijn we er niet.
Eenzelfde keerpunt moet er komen in hoe we ons defensiegeld besteden.
Er is een wereld te winnen in de gezamenlijke inkoop van materieel.
In Europa hebben we op dit moment 16 verschillende gevechtsvliegtuigen, 12 soorten tanks en 33 verschillende typen fregatten.
Die fragmentatie werkt verlammend, ook binnen de NAVO.
Het is duur, niet efficiënt en gaat ten koste van onze slagkracht.
En dat terwijl we in de EU samen meer aan defensie uitgeven dan de Russische Federatie: vorig jaar € 220 miljard in de EU
tegen € 178 miljard in Rusland.
Europa is een factor van formaat. Maar anders dan China en Rusland worden we gehinderd door onze landsgrenzen.
Over onze landsgrenzen heen kunnen én moeten we samen slimmer investeren en onze wapensystemen op elkaar afstemmen.
Niet achter elkaar in de rij gaan staan, maar samen inkopen.
Specialiseren, zodat ieder land doet waar het goed in is.
Standaardiseren, zodat onze mensen beter kunnen samenwerken en onze systemen zoveel mogelijk inwisselbaar zijn.
Slechts 11% van de Europese defensieaankopen wordt op dit moment gezamenlijk ingekocht. Dat kan en moet beter.
Eurocommissaris Breton, die ik recent ontving in Den Haag, neemt het voortouw om die samenwerking aan te jagen, onder meer via het EU-budget.
Niet ieder-voor-zich, maar schaalvoordelen en ‘more bang for our bucks’.
De industrie speelt daarbij een belangrijke rol.
Willen we wapens aan Oekraïne blijven leveren én onze krijgsmachten versterken, dan moet de wapenproductie omhoog.
Ook op dit punt komt het aan op samenwerken. Tussen de industrie en overheden, maar ook tussen Europese bedrijven
onderling, en ook met de VS.
De staatssecretaris en ik gaan met de industrie om tafel en we bespreken dit ook met onze Europese collega’s. Er is structureel meer geld beschikbaar en ik vraag de markt daarop in te spelen.
Nederland heeft zelf veel in huis: een unieke, hoogtechnologische defensie en veiligheidssector, goed voor zo’n € 5 miljard omzet
en 20.000 banen.
Samenwerking zit in ons DNA.
Samen met België laten we fregatten bouwen.
Samen met Duitsland kopen we gepantserde voertuigen.
Met een groep Noord-Europese landen werken we aan een gezamenlijk model voor marineschepen.
Dát is hoe het moet en dát is wat we verder willen uitbouwen.
De nieuwe weg is ingeslagen. Als we onze vrijheid willen doorgeven, kunnen we niet voortmodderen. We zullen ervoor moeten vechten. Met ambitie en realisme.
‘De krachtsinspanningen om de Europese vrede te bewaren moeten net zo groot zijn als de gevaren die haar bedreigen.’
Laat dat nu een quote zijn van Robert Schuman, de bedenker van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Dank u wel.