Toespraak staatssecretaris bij Indiëherdenking Roermond
Toespraak staatssecretaris Christophe van der Maat, bij herdenking Nationaal Indië-Monument te Roermond, op 2 september 2023.
Geachte veteranen, nabestaanden, aanwezigen,
Het is een eer om hier vandaag samen met u te zijn. Om stil te staan bij al die mensen die hebben gediend in Nederlands-Indië en Nederlands Nieuw-Guinea. Graag wil ik vanaf deze plek mijn waardering uitspreken. Voor alle moed, en alle opoffering.
Ik ben iedere keer weer diep onder de indruk als ik met veteranen spreek over hun ervaringen. Of als ik met hun kinderen spreek over wat zij hebben meegekregen, en de impact daarvan.
De geschiedenis heeft zijn uitwerking in het heden. Juist daarom moeten we een brug vormen, die het verleden, het heden en de toekomst verbindt. Want de band tussen Nederland en Indonesië gaat verder dan geopolitiek; Ze is geweven in de stof van onze maatschappij.
Als we door de caleidoscoop van de tijd kijken, zien we dan ook een bonte mix van verhalen.
Verhalen van Nederlandse militairen die werden uitgezonden. Van Indonesische vrijheidsstrijders die opkwamen voor hun land en cultuur. Van families die werden verscheurd door afstanden en politieke scheidslijnen. En van veel mensen die naar ons land zijn gekomen en hier hun thuis hebben gevonden - en generaties hebben voorgebracht die nu deel uitmaken van onze diverse samenleving. Waardoor wij onze cultuur hebben verrijkt, en onze horizon verbreed.
Door die caleidoscoop, zien we daarom ook verhalen van vriendschap en samenwerking, van culturele uitwisseling en wederzijdse beïnvloeding.
En juist daarom is het belangrijk dat we aandacht hebben voor de mensen achter onze gedeelde geschiedenis. Voor al die mannen, vrouwen en kinderen die ieder op hun eigen manier hebben bijgedragen aan hoe wij de wereld vandaag begrijpen.
Het maakt bijvoorbeeld een ongelooflijke indruk als je het verhaal van een veteraan hoort, die al op jonge leeftijd naar een ver land moest afreizen. Ik probeer me dat dan voor te stellen. Jongens van vaak nog geen 20 jaar oud. Die tot hun vertrek nog op het land werkten, bij hun vader. Of elders betrokken waren bij de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog - die dan nog maar net voorbij is.
En dan zit je opeens op een groot schip richting de Nederlandse archipel in de Oost. En kom je na een lange reis aan in een totaal andere omgeving, die in niets doet denken aan thuis. Daar sta je dan. Met andere jongens, voor een opdracht waar je helemaal niet op bent voorbereid. En ook niet voor bent uitgerust. Een onmogelijke opdracht. En toch… wordt er van alles van je verwacht.
Ik denk bijvoorbeeld Gerard Hensbergen, nu bijna 98 jaar oud, die hier vlak voor mij zit. En ook op gesprek is geweest met andere Indië-veteranen bij Zijne Majesteit de Koning, waar de voorzitter in zijn introductie al naar verwees.
De heer Hensbergen vertrok in oktober 1946 voor een langere periode naar Nederlands-Indië. In eerste instantie voor 1 jaar, maar het werden er uiteindelijk 3. 3 onheilspellende jaren. Met beschietingen. Sluipschutters. Trekbommen. Ziektes. En vooral eindeloze patrouilles.
En altijd was daar die onzichtbare vijand. Niet te herkennen aan een uniform. Waardoor het iedereen kon zijn.
De heer Hensbergen raakte door die onzichtbare vijand 8 kameraden kwijt. 8 vrienden. En hij zag ook hoe zij waren gemarteld, vlak voor hun dood. Op een moment dat hij hielp bij het bergen van de lichamen van zijn vrienden werd ook hij beschoten. En dan sta je natuurlijk doodsangsten uit. Je denkt: ‘Nu is het mijn beurt’. ‘Nu kom ik nooit meer thuis’.
Maar de heer Hensbergen ging door. Om uiteindelijk na een lange tijd geestelijk en lichamelijk uitgeput terug te keren naar Nederland.
Een land met al z’n regeltjes en waar mensen op dat moment druk bezig zijn met andere zaken. ‘Niet zeuren’, zo was de teneur. ‘Want we hebben het hier al moeilijk genoeg, in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog’.
In Nederland was er voor de mannen uit Nederlands-Indië dan ook geen warm welkom, een arm om de schouder of een plek om ervaringen te delen. Hier klonken vooral verwijten. En beschuldigingen. Dat moet ontzettend oneerlijk hebben gevoeld. Onrechtvaardig. Ook de reden waarom veel veteranen zwegen toen ze in Nederland waren. En hun verleden begroeven. Als een soort overlevingsstrategie.
Dat deed de heer Hensbergen ook. Met als gevolg dat de nare herinneringen jaren lang werden weggedrukt, maar dan toch uiteindelijk terugkwamen. Zo’n 15 jaar geleden. Bij hem werd toen PTSS vastgesteld, een chronische post-traumatische stress-stoornis. Omdat littekens nou eenmaal niet alleen fysiek, maar ook mentaal diepgeworteld zijn.
Ik denk ook aan het verhaal van de heer Jaap Rotgans, nu 95 jaar oud. Die op dit moment vanuit zijn woonkamer naar deze bijeenkomst kijkt via een live verbinding. Hij was nog maar 20 jaar oud, toen hij als dienstplichtige naar Indië vertrok. En daar als vliegtuigbekleder aan de slag ging bij de Marineluchtvaartdienst. Op het marine vliegkamp op Soerabaja, de grootste basis in de oost.
In die tijd werd gevlogen met de zogeheten vliegboten: de Catalina’s. Vliegtuigen die vanaf het water konden opstijgen. En waarvan de romp en vleugels nog met linnen werden bespannen. En waar dus ook regelmatig gaten in kwamen, door alle beschietingen. De vliegtuigbekleder had dan de taak om al die gaten in de vliegboten te repareren. Dat was het werk van de heer Rotgans.
En hij hoorde dan vaak de indrukwekkende verhalen van de vliegtuigbemanningen die constant op missie werden gestuurd. Maar tijdens de reparaties even konden uitrusten in de barakken. Terwijl de heer Rotgans en zijn collega’s keihard doorwerkten. Om de Catalina’s maar weer in de lucht te krijgen.
Zijn verhaal laat niet alleen zien wat een jongen van 20 jaar oud allemaal meemaakt op zo’n moment, maar ook hoe belangrijk het ondersteunend personeel is bij een missie.
En ook daar wil ik vandaag respect en waardering voor uitspreken. Voor al die mensen die belangrijk ondersteunend werk hebben verricht.
Geachte veteranen, aanwezigen,
Voor mij is duidelijk dat ieder verhaal anders is. Er schuilt een uniek verhaal in ieder van de mannen die gingen. Die in opdracht moesten vechten of vrijwillig zijn gegaan. En het zijn al die verhalen die de geschiedenis kleuren en een gezicht geven. Die je bijblijven.
Ook is mij duidelijk, de geschiedenis in ogenschouw nemend: Dat de nasleep van de oorlog anders had gemoeten. Dat laat het recente onderzoek ook zien. Het betreft geen kwestie van schuld, maar van verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid om een eerlijk en compleet beeld te schetsen. Want stelt u zich eens voor wat een verschil het was geweest als we meteen na terugkomst van onze militairen onze kennis hadden vergroot. En alle zijden en nuances van de geschiedenis – hoe donker ook – hadden belicht. En besproken.
Als we hadden gesproken over de rol van de politiek en het bestuur. Over de persoonlijke oorlogservaringen en het eigen handelen. Over heftige gebeurtenissen, soms gekleurd door boosheid en verdriet, misschien door schuld en schaamte. Maar net zo goed door trots en compassie voor de medemens.
En stel dat we morele vragen destijds meteen bespreekbaar hadden gemaakt. Met begrip, met respect en mogelijk soms met mildheid. Zodat iedereen openlijk kon spreken en we konden leren. Om zo ook de weg vrij te maken voor verwerking. En verandering.
Maar voor al die verhalen, zoals de verhalen van de heer Hensbergen en de heer Rotgans was hier toen geen plek. U werd de rug toe gekeerd. Want ook in het leven van de kinderen en kleinkinderen speelt het Indisch verleden een rol. En ook deze generaties, dragen vaak 2 werelden in zich.
Dat is ook waarom we al die verhalen van toen en nu moeten blijven erkennen en blijven delen. Zodat we kunnen groeien als samenleving. En blijven werken aan een toekomst waarin we leven zonder de last van het verleden en zonder de pijn en het verdriet dat deze oorlog met zich heeft meegebracht.
Want zo’n toekomst zonder de pijn van een oorlogsverleden verdient ieder mens.
Dank u wel.