“Veteranen moeten hun verhalen vertellen, die zijn goud waard”
Interview met Jaap Bosman
Opa diende als: korporaal bij het 9de Regiment Artillerie tijdens de Meidagen.
Ik dien als: officier communication and engagement.
De historicus
We zouden Jaap eigenlijk ontmoeten op de Willem III Kazerne in Apeldoorn. Vanwege de coronamaatregelen is dit helaas niet mogelijk dus spreken we elkaar via een videochat. Jaap zit midden in een verhuizing en heeft zijn werkkloffie met verfvlekken aan als we hem bellen.
Jaap is afgestudeerd historicus en voordat hij vorig jaar begon als beroepsmilitair is hij eerst jarenlang reservist geweest. Jaap: “Onlangs ben ik een half jaar in Litouwen geweest als public affairs officer. Ik heb daar een hele goede tijd gehad. Als historicus verzamel je een bulk aan informatie en ga je daarin op zoek naar de kern. Als je die eenmaal gevonden hebt, maak je de vertaalslag naar de doelgroep.
Die manier van werken heeft veel overeenkomsten met werken als officier communicatie. In Litouwen bracht ik mijn interesse in mensen, mijn opleiding als verteller van verhalen en mijn hobby fotografie samen.
“Veel mensen realiseren zich de waarde van een dagboek niet”
Ik raadde collega’s in Litouwen aan om een dagboek met hun eigen verhaal bij te houden. Veel mensen realiseren zich de waarde van een dagboek niet. Mijn oom heeft bijvoorbeeld een scherpschuttersbrevet van mijn opa. Dat brevet heeft mij altijd gefascineerd. Verder wist niemand in de familie wat opa nu precies had meegemaakt tijdens de oorlog. Er was alleen een anekdote en dat brevet. Nu opa is overleden, vinden veel familieleden het jammer dat ze niet meer details weten van opa’s tijd in de oorlog.
Op onderzoek uit
Als kleine jongen fascineerde mij dat ene verhaal dat rond ging in de familie. Opa zat bij de artillerie en zou tijdens de meidagen het commando van zijn stukscommandant over hebben genomen omdat die het niet meer trok. Tijdens mijn tijd als reservist moest ik aan dit verhaal denken.
Het Korps Nationale Reserve zet namelijk de tradities voort van de eenheid waar mijn opa na zijn diensttijd bij diende. Gewapend met dit kleine beetje kennis ben ik op onderzoek uitgegaan.”
Dat Jaap een echte historicus is, wordt al snel duidelijk. Vol enthousiasme trekt hij het ene na het andere boek uit de kast. “Je weet nooit wat je gaat vinden en dat geeft een kick. Mijn zoektocht bracht mij langs het Nationaal Militair Museum in Soest, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie in Den Haag en het Semi-Statisch Informatiebeheer in Kerkrade. Daar vond ik het personeelsdossier van opa. Maar de belangrijkste vondst was bij het Artilleriemuseum in 't Harde. Daar vond ik het dossier van zijn batterijcommandant die al mijn eerdere vondsten verbond.
Ineens kon ik op de 25 meter nauwkeurig bepalen waar het kanon van mijn opa stond. Het is nu een simpel grasveldje in Amersfoort dat toen onderdeel uitmaakte van de Grebbelinie. Veel mensen denken bij de Grebbelinie alleen aan de Grebbeberg waar zo heftig is gevochten, maar deze linie liep van de Grebbeberg tot aan de Zuiderzee.
“Het gaat om de zoektocht zelf”
Blijf schrijven
Het verhaal dat hij het commando van zijn stukscommandant overnam heb ik nooit kunnen bevestigen. Dat had ik wel graag willen weten. Niet dat het mij uitmaakt of het klopt of dat het nog spectaculairder is dan ik al dacht. Het gaat voor mij om de zoektocht zelf.
Ik probeerde nog mensen van zijn eenheid te vinden, maar helaas waren die allemaal al overleden. Zo gaat een verhaal verloren. Vaak denken mensen dat hun individuele verhaal niet boeiend is, omdat er vlak na de oorlog miljoenen van die verhalen zijn. Maar als er na 70 jaar een stuk minder mensen uit die tijd overblijven, dan worden die individuele verhalen ineens goud waard. Daarom moedig ik mensen aan om een dagboek bij te houden.
“De vlag (…) een klein gebaar met grote waarden”
Mijn vrijheid
Toen ik mijn huisje kocht, kocht ik ook een Nederlandse vlag. Die gaat 4 mei halfstok en 5 mei voluit. In mijn omgeving hoor ik veel mensen klagen dat ze thuis zitten, maar stel je eens voor dat je 4 jaar doodstil op een zolder zit. Elk foutje kan deportatie en een vreselijke dood in een concentratiekamp betekenen. Toch waren tijdens de oorlog mensen bereid om iemand 4 jaar lang te verbergen. Voor de slachtoffers, maar ook voor alle mensen die opstaan voor vrede en veiligheid hang ik de vlag uit. Dat is een klein gebaar met grote waarden. Dat is mijn vrijheid.