“Opa plantte het zaadje en mijn oom gaf het water”
Interview met Pim Overwijn.
Mijn opa diende bij: 431 Bataljon Infanterie, Garde Grenadiers.
Ik dien als: korporaal chauffeur van 983 squadron bij het Logistiek Centrum Woensdrecht.
Stil leed
“Tijdens een schietoefening op de Waalsdorpervlakte stuiten ze op een massagraf. Alles wordt stilgelegd om de lichamen te bergen. In de modder vindt Wim Stuyver het lichaam van zijn broer Jaap. Zijn shirt en bril herkent hij direct. Samen met 116 andere gevangenen executeerden de Duitsers Jaap eerder dat jaar als vergelding voor de aanslag op SS-officier Hans Rauter.
“Het komt hard aan als hij van zijn eigen kind hoort dat zijn oudste zoon is vermoord.”
Wim meldt zich gelijk aan als oorlogsvrijwilliger voor Nederlandse-Indië. Hij wil er zijn voor hun vader Willem Stuyver en hem in persoon vertellen dat zijn oudste zoon is overleden. Mijn overgrootvader is op dat moment kapitein bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger op Java. Het komt hard aan als hij van zijn eigen kind hoort dat zijn oudste zoon is vermoord. Veel zal overgrootvader Willem er verder nooit over zeggen, maar vanaf dat moment draagt hij altijd een foto van Jaap bij zich.”
Een rijke militaire historie
Pim Overwijns familie heeft een rijke militaire historie. Het was dan ook voorbestemd dat Pim in dienst zou gaan. Via de verhalen van zijn opa Wim Stuyver en oom Henk Coopmans belandde Pim als stagiair bij het legermuseum. Daar pakte hij de mogelijkheden om in het verleden te duiken met beide handen aan. Hij meldt zich later aan als reservist, maar ook dat blijkt al snel niet voldoende. Nu werkt Pim als chauffeur bij de luchtmacht. Een functie die hem door nog een andere overgrootvader altijd al interessant leek. Die andere overgrootvader (ook van zijn moeders kant), was ook chauffeur. Met trots deelt Pim nu niet enkel meer zijn doopnaam met Jacobus Windt.
Een zaadje planten
“Mijn overgrootvader betekende veel voor mijn oma. Hij overleed al 1952, dus zelf heb ik hem nooit gekend. De laatste fase van oma’s leven was ze echter dement en veel met haar vader bezig. Ik ben toen veel te weten gekomen over Jacobus Windt. Jacobus was gestationeerd als chauffeur in Leiden tijdens de meidagen en in 1943 dook hij onder bij zijn gezin. In de hongerwinter bleek dat hij kanker had. Uiteindelijk heeft hij veel invloed gehad op mijn keuze om chauffeur te worden.
“Ik zie mezelf nog bij opa op schoot zitten met een fotoalbum in de hand.”
De aanleiding om de dienst in te gaan waren echter vooral de verhalen van opa Wim en oom Henk. Mijn moeder zei altijd: ‘Opa plantte het zaadje en oom Henk gaf het water’. Ik zie mezelf nog bij opa op schoot zitten met een fotoalbum in de hand. Hij vertelde dan over zijn diensttijd en de oefeningen in Duitsland. Maar het verhaal dat hij naar Nederlands-Indië vertrok om zijn vader te vertellen dat zijn broer was overleden, moest ik van mijn moeder en oma horen. Er werd thuis weinig gesproken over het leed uit het verleden. Net als in veel andere Indische families stond de blik op de toekomst en wat gebeurd was, was gebeurd.
Russische gastvrijheid
Via mijn moeder en oma kwam ik erachter dat opa samen met zijn broer bij het verzet zat. Ze bleken in de val gelokt, en hij zag hoe de Duitsers zijn broer oppakten. Zelf kon hij nog net op tijd wegfietsen. Ondertussen zat hun vader krijgsgevangen in kamp Stanislau. In ’45 werd hij daar bevrijd door het Rode Leger en via Rusland kwam hij terug naar Nederland. Het schijnt dat hij het niet zo op communisten had na de Russische ‘gastvrijheid’ die hij daar ervoer.
Niet lang nadat hij terug was in Nederland vertrok hij naar Wales voor tropentraining en vanaf daar naar Nederlands-Indië. Het moet een schok zijn geweest om ineens zijn zoon te zien en dan ook nog eens te horen dat zijn oudste zoon is vermoord. We staan te weinig stil bij wat mensen in die tijd meemaakten.
“Ga niet in dienst voor het uniform, maar voor het werk.”
Voor vrijheid moet je knokken
Na het overlijden van mijn opa nam oom Henk het inspireren van hem over. Oom Henk was als brigadegeneraal van het Garderegiment Grenadiers en Jagers naar Bosnië geweest en vertelde mij net als opa veel over zijn diensttijd. Hij wakkerde het vuur verder aan. Er is mij altijd verteld dat je moet knokken voor je vrijheid. Dat probeer ik nu te doen.
We denken vaak dat vrijheid vanzelfsprekend is, maar vergeten dat mensen letterlijk hun leven daarvoor gaven. Ik heb gelukkig van huis uit meegekregen dat je bewondering en respect moet hebben voor hen die voor vrijheid vochten. Ze vochten niet voor faam, maar omdat ze het belangrijk vonden om te vechten voor vrijheid. Opa zei altijd: ‘Ga niet in dienst voor het uniform, maar voor het werk.’ Daar zit wijsheid in.”