“Opa moest altijd huilen als hij terugdacht aan die tijd”
Interview met Wim Rens
Opa diende als: mijnenruimer in Nederlands-Indië.
Ik dien als: ic-verpleegkundige bij het IDR.
Vluchten uit Breda
“Opa Van der Westen sprak weinig over de oorlog en zijn tijd in dienst. De herinneringen uit het verleden zaten veelal vers in het geheugen en de gebeurtenissen hadden hun sporen achtergelaten. Opa was pas net een puber toen de oorlog begon en woonde destijds in Breda. Bij de evacuatie van de stad moest hij met zijn familie te voet vluchten naar België. Tijdens deze vlucht namen de Duitsers opa en zijn familie onder vuur. Daarbij verloor opa Van der Westen zijn zus. De jaren die daarop volgden, kenmerkten zich door armoede en honger. Opa moest altijd huilen als hij terugdacht aan die tijd.”
We spreken 1e luitenant Wim Rens in het Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis in Tilburg. Het gaat over de bewogen tijd van zijn opa tijdens de Tweede Wereldoorlog en zijn diensttijd daarna. Wim is zelf intensive care-verpleegkundige en maakt deel uit van het Instituut samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen (IDR). Het IDR plaatst medisch beroepsmilitairen civiele ziekenhuizen die op hun beurt medisch personeel als reservist inzetten voor Defensie. Wim heeft een bijzonder drukke periode achter de rug door de corona-uitbraak in Nederland.
“Een niet-lullen-maar-poetsenmentaliteit”
Buddy om te vertrouwen
“Vanuit het IDR neem je toch een bepaalde niet-lullen-maar-poetsenmentaliteit mee naar het ziekenhuis. Dat was zeker geen overbodige luxe in de brandhaard die Brabant was. Als ic-verpleegkundige bij Defensie train je voor uitzending veel op het gebied van ‘mass casualty’. Een ‘mass casualty’ is het moment waarop het patiëntenaanbod de zorgcapaciteit overstijgt. Aan die ervaring heb ik veel gehad tijdens de immens drukke coronaperiode.
Voor mijn eerste uitzending nam opa mij nog apart tijdens mijn afscheidsfeestje. Hij wilde toch wel zeker weten dat ik voorzichtig zou zijn in Uruzgan en drukte mij op het hart dat ik iemand moest vinden die ik kan vertrouwen. Opa kende het belang van een buddy en is ook na diensttijd zijn leven lang bevriend gebleven met zijn buddy Koos. Samen met Koos ging hij nog regelmatig naar een reünie en het waren ook deze ontmoetingen die de verhalen bij opa uiteindelijk opgang brachten.
“De Kapotte Schoen”
Sepatoe Roesak
Opa was net 18 op het moment dat hij in dienst ging vlak na de oorlog in Nederland. Hij wilde voorkomen dat mensen dezelfde ellende en hetzelfde onrecht als hem mee moesten maken. Van ’45 tot ’48 diende hij als mijnenruimer bij de explosieven opruimingsdienst in Nederlands-Indië. In Sittard kwam hij op bij het onderdeel ‘Sepatoe Roesak’ of ‘De Kapotte Schoen’. Nederland had niet veel meer in die tijd en het onderdeel werd met minimale middelen opgericht. Aan hun bonte verzameling spullen waaronder hun eigen schoeisel dankte dit onderdeel haar naam. Een naam waar opa overigens altijd trots op is geweest, net als het embleem van de ‘Tijgerbrigade’; bij elke reünie moest dat embleem op zijn pak.
De jaren in Indonesië waren zwaar. Als mijnenruimer zat je voorop de motorkap, want zo ging dat toen nog. Niet met mooie uitrusting, maar alleen op zicht zochten ze naar graafsporen of andere indicatoren. Dat ging vaak mis, maar bij opa ging het altijd goed. Dat constante gevoel van gevaar gaat je niet in de koude kleren zitten. Een herinnering aan een Zeeuwse jongen die bij het ruimen van een mijn beide armen verloor, is hem ook altijd bijgebleven.
“Opa dronk niet en hield als een soort spaarpotje voor zijn groep een deel van ieders soldij bij zich”
Er werd daar ook flink gedronken. Veel van die mannen zopen hun loon op. Maar opa dronk niet en hield als een soort spaarpotje voor zijn groep elke keer een deel van ieders soldij bij zich. Hij zorgde ervoor dat die mannen nog wat overhielden bij terugkomst. Ik heb eigenlijk nooit geweten waarom hij niet dronk, maar meer dan een advocaatje op zijn oude dag zag je hem niet drinken.
Trots op diensttijd
Opa moet een dubbel gevoel hebben gehad over zijn diensttijd. Al toen hij terugkwam in ’48 klonk het door Nederland dat we niets in Indonesië te zoeken hadden en dat daar dingen gebeurd waren die het daglicht niet konden verdragen. Ik denk dat hij uit een soort schaamte daarom niet veel over die tijd vertelde. Hij is ook gelijk gestopt na zijn tijd in Indonesië en werkte daarna even bij Nederlandse Spoorwegen. Uiteindelijk kwam hij in ’63 terecht bij een test- en trainingsafdeling van het Werkvoorzieningsschap Roosendaal waar hij aan de slag ging met geestelijk gehandicapte jongeren. Dat was toen heel bijzonder, omdat dat nog niet bestond. Toch is opa altijd trots gebleven op zijn diensttijd, zijn eenheid en op zijn kleinzoon. Ik herinner mij nog goed hoe hij straalde tijdens mijn beëdiging op de Koninklijke Militaire Academie.
“Als enige van mijn familie keek ik daar voor een moment door de ogen van opa”
Door de ogen van opa
Tijdens mijn laatste uitzending realiseerde ik mij ineens iets bijzonders. Met Zr.Ms. Rotterdam was ik mee op piratenjacht langs de kust van Somalië. Bij Kreta stapte ik aan boord en voer met het schip door het Suezkanaal langs Djibouti en door de Golf van Aden. Ik stond daar op het dek, keek naar beide kanten van het kanaal en zag de beschoten monumenten langs die route. Ineens realiseerde ik mij dat ik zag wat opa gezien moet hebben. Als enige van mijn familie keek ik daar voor een moment door de ogen van opa. Dat geeft mij nog steeds een bijzonder gevoel.
Ik was er ook niet geweest als hij daar niet op het dek van dat schip had gestaan. Er werd in die tijd aan Nederlandse dames gevraagd om brieven te schrijven aan militairen in Indonesië. Een van die dames was mijn oma. Hun schrijven ontwikkelde zich tot een liefde. Een liefde waar ik uit voortkwam. Mijn bestaan en vrijheid, daar heeft mijn opa voor gevochten. Hij is in dienst gegaan, omdat hij zich in wilde zetten voor de vrijheid van anderen. Die vrijheid is de vrijheid waar we nu in leven.”