Hamervinger

Een hamervinger (ook wel mallet finger) kunt u oplopen als u uw gestrekte vinger stoot. Uw vingertop kunt u dan niet meer zelfstandig strekken. Als u bij het Militair Revalidatie Centrum (MRC) Aardenburg revalideert met een hamervinger, dan komt u in de handengroep.

Een hamervinger oplopen

Een hamervinger krijgt u door verschillende oorzaken. U krijgt bijvoorbeeld tijdens het sporten een bal op uw gestrekte vinger. De strekpees scheurt dan los van het bot in uw laatste vingerkootje. Soms breekt er ook een stukje bot af. Als er bij uw hamervinger een stukje bot afbreekt krijgt u meestal een operatie bij een plastisch chirurg. De revalidatie verloopt dan nog steeds grotendeels hetzelfde.

12 weken revalideren

Voor een hamervinger komt u 12 weken revalideren in de dagbehandeling bij het MRC. Bij de handengroep werken gespecialiseerde fysiotherapeuten en ergotherapeuten samen om u te helpen.

Een revalidatiearts voert een intakegesprek met u en waarborgt de voortgang van uw revalidatie. 6 weken na uw revalidatie komt uw terug bij de revalidatiearts voor een eindcontrole.

De revalidatie

De eerste 6 weken van uw revalidatie krijgt u een spalk. De spalk zorgt dat u uw vingerkootje niet kunt buigen. De peesuiteinden kunnen daardoor weer aan elkaar groeien. Het spalkje draagt u dag en nacht en bij zwelling moet u uw hand hoog houden.

Het is heel belangrijk dat u deze 6 weken uw vingertopje niet 1 keer buigt!

U mag het spalkje alleen afdoen om uw vinger te verzorgen. Dit doet u ongeveer een keer in de 2 tot 3 dagen. Uw handtherapeut leert u hoe u uw spalkje af doet en weer aanlegt. U mag uw hand niet zwaar belasten, maar u krijgt wel oefeninstructies mee om uw middengewricht soepel te houden.

Als u denkt dat het herstel niet goed gaat of onzeker bent over wat u moet of kunt doen, overleg dan met uw handtherapeut of een controleafspraak nodig is. Uw vinger mag ook niet nat worden en bij roodheid, pijn en toenemende zwelling moet u contact opnemen met uw handtherapeut.

Vanaf week 7 krijgt u steeds meer oefeningen en worden die oefeningen ook steeds zwaarder. U krijgt dan ook een oefenspalkje dat u afdoet tijdens de oefeningen. De oefeningen moeten altijd binnen de pijngrens blijven. Als u een half uur na uw oefeningen pijn houdt, dan moet u minder vaak en minder zwaar oefenen. Zonder spalkje mag u met uw hand niets doen dat kracht kost of waardoor de vinger volledig buigt. Ook moet u niets doen waarbij u uw vinger kunt stoten.

Tijdens deze oefenperiode kan het gebeuren dat uw vingerkootje weer gaat hangen en dat het weer niet lukt om deze zelf te strekken. U moet dan weer 2 tot 4 weken het spalkje continu dragen.