Toespraak CDS uitreiking herinneringsmedaille internationale missies NEO Kaboel

Toespraak Commandant der Strijdkrachten generaal Onno Eichelsheim bij de uitreiking herinneringsmedaille internationale missies, gesp NEO Kaboel 2021, in de Schouwburg Roosendaal op 12 december 2022.

Let op: alleen het gesproken woord telt


Our brothers and sisters

Excellenties, civiele en militaire genodigden, dames en heren, jongens en meisjes en natuurlijk de aangetreden collega’s van Defensie en Buitenlandse Zaken.

Vorig jaar, op 24 juni, droeg ik de vlag van Kamp Holland over aan het Nationaal Militair Museum.
Een bijzonder moment.
Het thuisbrengen van deze vlag markeerde het einde van 20 jaar missie in Afghanistan.
Het land waar duizenden militairen, diplomaten, ambassademedewerkers en civiele experts hun hart aan hebben verpand.
En dat geldt ook voor mij, als Afghanistanveteraan.
In 2007 zat ik in Tarin Kowt, waar ik de vlag elke dag zag. En 3 jaar eerder, in 2004, in Kaboel.
We deden daar waar we goed in zijn.
We maakten het verschil met de 3D-benadering: militair én civiel.
En we deden dat als team.
Met elkaar, en voor elkaar.
Met de Afghanen, en voor de mensen in Afghanistan.
Onze brothers and sisters.
Het militaire hoofdstuk in Afghanistan leek hiermee afgesloten.
Ik zeg bewust: léék.
Want we wisten toen nog niet wat we nu weten:
Dat Nederland nog geen 2 maanden later een acuut beroep moest doen op jullie.

Wat we wel wisten, was dat de toekomst van het land ongewis was.
Het was er nog verre van veilig.
Bovendien rukte de Taliban op.
Stad na stad, provincie na provincie viel.
De dreiging nam zienderogen toe.
Ik maakte me daar zorgen over en volgde vanaf mijn vakantieadres de berichten op de voet.
Het betekende voor plaatsvervangend ambassadeur Cees Roels, de ambassademedewerkers, defensieattaché Sven de Bruijn en het BSB-team dat zij het moedige besluit moesten nemen om de ambassade te verlaten.
Natuurlijk wil je niets liever dan standhouden, zo lang als je kan.
Maar dan moet het wel verantwoord zijn.
En dat is het niet als de levens van jezelf en je collega’s op het spel staan.
Alle uitgedachte scenario’s en evacuatieplannen die jullie maandenlang hadden voorbereid, konden linea recta de prullenbak in.
Jullie waren vastbesloten om het werk voort te zetten op de luchthaven, ook al hadden jullie al dagen nauwelijks geslapen.
Maar vanuit jullie tijdelijke onderkomen hoorden jullie hoe massa’s mensen zich verzamelden aan de poorten. Jullie werden omringd door het geluid van geweervuur, chaos en geschreeuw. Het was onduidelijk of het wanhopige burgers waren of Talibanstrijders die het vliegveld wilden bestormen.
De ernst van de situatie dwong jullie uiteindelijk om ook daar weg te gaan. Met gemengde gevoelens.
Want je moet noodgedwongen mensen achterlaten waar je nauw mee samenwerkt en een band mee hebt. Collega’s die je al dagen smeken om hen niet aan hun lot over te laten. Dierbaren die je in je hart hebt gesloten.
Het vertrek uit Kaboel werd jullie ook niet in dank afgenomen. Lang bleef het beeld hangen dat jullie uit angst waren gevlucht.
Het laat zien hoe groot de kloof tussen Afghanistan en Nederland op dat moment was. De situatie was onwerkelijk en ongrijpbaar.
Als je er niet was, kon je niet écht bevatten wat daar gebeurde.
In die omstandigheden, zonder extra militairen of middelen, was het trekken van de rode kaart de meest verstandige beslissing.

Toen besloten werd om een nieuw team van BZ en Defensie naar Kaboel te sturen om de evacuatie uit te voeren en te begeleiden, keerde ik terug van mijn vakantie.
De dagen en uren die volgden, bracht ik veel door met de collega’s van de directie operaties en SOCOM. Zij waren jullie baken op afstand en werkten in een strak 24/7 battle rhythm om jullie operatie maximaal te ondersteunen.
Maar voorop stond dat de lead in jullie handen lag.
En dat was een weloverwogen besluit.
Mijn ervaring in crisissituaties is dat mensen ter plekke heel goed weten wat er nodig is om de operatie te laten slagen. Ik vertrouw op het oordeel van de aircrew en boots on the ground. Jullie kregen dan ook de vrijheid om de keuzes te maken die voor jullie en de operatie het beste waren. Ondanks de soms duivelse dilemma’s die dat voor ons met zich mee bracht.
Ik noem er 2.
Ten eerste: is het team groot genoeg? Kunnen er meer mensen geëvacueerd worden als we extra eenheden en helikopters invliegen? En: is het nog verantwoord om hen te sturen, nu de kans op aanslagen steeds concreter wordt?
Uiteindelijk kozen we om het team in stand te laten. Jullie waren volledig op elkaar ingespeeld en functioneerden als een goed geoliede machine.
Alleen mensen die echt nodig waren, of het verschil konden maken voor jullie, kwamen er in goed overleg met BZ extra in. Ik denk dan in het bijzonder aan de collega’s waar de staatssecretaris net ook over sprak: het consulaire team, de defensieattaché en de ambassadeur.
Het tweede dilemma hing samen met de opdracht.
Hoe kunnen zoveel mogelijk mensen worden gered?
Met de Taliban werd afgesproken dat evacués aangevoerd mochten worden in bussen, die onder voorwaarden op het vliegveld werden toegelaten. Nederland kreeg de mogelijkheid om zo ongeveer 200 mensen in veiligheid te brengen.
De situatie aan de poorten bleef onzeker. Kon je de Taliban, 20 jaar lang je vijand, nu ineens vertrouwen? Laat je de bus-optie vallen en ga je door met de operatie aan de Holland Gate zonder te weten of dat meer oplevert, of kies je voor de kans dat je mogelijk in één klap tientallen mensen extra redt?

Het plan met de bussen werkte voor andere landen, dus kozen we ervoor om ze ook in te zetten. Het werd én-én. Op deze manier lukte het om meer Nederlanders en Afghanen uit hun benarde situatie te bevrijden.
Bij ieder dilemma hielden we rekening met onze gezamenlijke drijfveer:
De mensen waar we het voor doen.
Onze Afghaanse brothers and sisters.
Zij stonden aan onze kant, toen wij de afgelopen 20 jaar onze missies uitvoerden, het land opbouwden en de ambassade runden.
Ze hadden niets, maar gaven alles.
Deze operatie had dan ook voor iedereen een specifiek gezicht.
Voor de één waren dat de Afghaanse vrouwen die de was verzorgden voor de ambassade. Voor de ander een bevriende tolk, die mee ging met het PRT in Uruzgan of een adviesgesprek in Kunduz.
Voor mij was het onze fixer in Kaboel, die in de stad alle spullen kocht die we aan het begin van de missie zo hard nodig hadden. Zijn gastvrijheid was hartverwarmend. We hebben met het detachement meerdere keren bij hem thuis hebben gegeten.
En voor BSB-teamleider Frans was het Saleh, coördinator van de chauffeurs van de ambassade.
Een dierbare collega waar hij al jaren mee werkte en blind vertrouwde.
Saleh stond altijd voor Frans klaar, en andersom.
Dus toen Saleh met zijn gezin voor de poort stond, ving Frans ze op. Daarna vlogen ze hun veiligheid tegemoet.
Maanden later liep Frans Saleh ineens tegen het lijf.
Compleet onverwacht, midden in de supermarkt van zijn woonplaats.
Het weerzien was bijzonder en onvergetelijk.
Saleh kreeg een huis in Nederland.
Frans hielp met de verhuizing.
Frans en Saleh wonen nu 1 kilometer van elkaar vandaan.

Dames en heren, beste ‘thuisfronters’,

het komt niet vaak voor dat een missie in de media zo breed wordt uitgemeten. Jullie als partners, familie en vrienden zagen op televisie wat er gebeurde, en dat maakte het niet makkelijk.
Integendeel. De zorgen waren veelal groter dan bij eerdere uitzendingen. Juist omdat de ontwikkelingen iedere dag, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, konden worden gevolgd. De schrijnende situatie knalde als het ware jullie huiskamers binnen.
Daarnaast werden gaten geslagen in de vakantie van jullie hele gezin.
Ik begrijp goed dat het zware en spannende dagen zijn geweest.
De staatssecretaris en ik waarderen het daarom enorm dat jullie er zijn.
Zonder jullie steun konden onze mensen hun belangrijke werk niet doen.
En ook vanuit Den Haag merkte ik dat collega’s stonden te springen om jullie te helpen. Aan vrijwilligers geen gebrek. Mensen moesten echt geremd worden, en dat zag je overal terug.
Bijvoorbeeld bij de crisisstaf en operatiecentra van BZ, SOCOM, DOPS, BSB, de ondersteunende directies van de ministeries en de belteams.
Zij krijgen weliswaar nu geen erkenning in de vorm van een uitzendmedaille, maar delen wel mee in de waardering.
Ze vormden onmisbare schakels in de keten, die er op afstand voor zorgden dat jullie zoveel mogelijk mensen binnen de muren van het vliegveld konden halen.
We deden dit, kortom, écht met elkaar.
Alle kleuren uniform en benodigde specialismes verenigd.
Uitvoerders op missie en stille krachten in Nederland.
Jullie mogen ongelofelijk trots zijn op wat jullie hebben bereikt.

Dames en heren, beste decorandi,
Nergens word je zo hecht met elkaar als in een missiegebied, when the shit hits the fan.
Dat begrijp je pas écht, als je het meemaakt.
Jullie maakten het mee. En hoe.
Deze operatie heeft jullie geraakt.
Hoeveel gevechtservaring en missies je ook al op je naam hebt staan.

Jullie inzet verdient met recht een groot respect.
Het is mij daarom een eer om de herinneringsmedaille internationale missies met de gesp NEO Kaboel 2021 dadelijk mede te mogen uitreiken.
Dank jullie wel.