Staatssecretaris neemt Zweden als voorbeeld om jongeren bij krijgsmacht binnen te halen
Zweden kent naast de dienstplicht ook de opkomstplicht. Toch weet men hier de krijgsmacht bijna volledig te vullen met vrijwilligers. Elk jaar kiezen meer dan 6.000 Zweden om vrijwillig hun dienstplicht te vervullen. Van hen is 25% vrouw. Staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat wilde weten hoe de Zweden daarin slagen. Dus bezocht hij vandaag zijn Zweedse collega Peter Sandwall in Stockholm.
Het totale aantal dienstplichtigen moet in het Scandinavische land zelfs naar 10.000 groeien. Het begint er mee dat alle Zweedse jongeren op hun 18e verplicht een enquête moeten invullen. Hierin maken zij hun voorkeuren met betrekking tot de dienstplicht kenbaar.
Het Zweedse ministerie van Defensie benadert vervolgens gericht hen, die positief staan tegenover het dienen in de krijgsmacht. Verder is onder meer gesproken over de invloed van ouders, maar ook het betrekken van het onderwijs. Het bieden van een interessant trainingsprogramma kwam ook aan de orde. Dit net als het belang van heldere communicatie over verdere loopbaanmogelijkheden. 50% van de Zweedse dienstplichtigen geeft namelijk aan na hun diensttijd bij Defensie te willen blijven.
Deze informatie is welkom omdat de krijgsmacht in Nederland de instroom van nieuw personeel wil verhogen. Daarom start Defensie in september met het Dienjaar, waarbij de eerste 125 vrijwilligers voor een jaar als militair aan de slag gaan. Het is de bedoeling om dit aantal de komende jaren aanzienlijk te verhogen.
Maritieme industrie
Het bezoek van Van der Maat beperkte zich niet alleen tot de dienstplicht. Ook samenwerking in de marinebouw stond op de agenda. Er werd gesproken over de Northern Naval Shipbuilding Coorperation. Nederland, Zweden en enkele andere Noord-Europese landen willen via dit initiatief de krachten op het gebied van maritieme industrie bundelen. Zo willen de partners de toelevering en beschikbaarheid van het beste marinematerieel waarborgen.
Door meer samen te werken zijn nationale maritieme industrieën te behouden. Dit versterkt bovendien de Europese autonomie.