Onder pantser
Manoeuvre is de combinatie van vuur en beweging. Dit vormt de basis van het optreden van gevechtseenheden. Sinds de Tweede Wereldoorlog is manoeuvre het kernbegrip van de tactische doctrine. Het staat voor een samenspel tussen de verbonden wapens. Voor grondgebonden eenheden betekent dit ook mechanisatie: mobiliteit en bepantsering van wapensystemen en personeel. 44 Pantserinfanteriebataljon werd in 1966 uitgerust met pantserbescherming.
Pantservoertuigen
De infanterie ging onder pantser om samen met tanks op te kunnen treden. De infanterie is hierdoor veel mobieler geworden en bovendien beter beschermd.
De Koninklijke Landmacht schafte vanaf 1961 op grote schaal pantservoertuigen voor de infanterie aan. Dit waren zowel wiel- als rupsvoertuigen. Als wielvoertuig koos de landmacht de DAF YP 408, als rupsvoertuig de Franse AMX PRI (pantserrups infanterie).
Op wiel en rups
44 Pantserinfanteriebataljon kreeg in 1966 de DAF YP 408. De infanteristen konden nu onder pantser met de tanks mee, maar het daadwerkelijke gevecht vond nog wel uitgestegen plaats. De boordschutter kon hierbij met zijn .50-boordmitrailleur steun geven. De karakteristieke YP 408 bleef tot 1987 bij het bataljon in dienst. Dat jaar verving het pantserrupsvoertuig YPR 765 PRI het DAF wielvoertuig bij 44 Pantserinfanteriebataljon. De YPR 765 PRI zorgde met zijn 25mm snelvuurkanon voor een flinke verbetering van de vuurkracht.
De bewapening werd nog beter bij het nieuwe infanteriegevechtsvoertuig, de CV9035 NL. De Zweedse CV90 (met Hollands tintje) is voorzien van een 35mm snelvuurkanon. Binnen de landmacht werd het voertuig begin 2009 als eerste bij 44 Pantserinfanteriebataljon RIJWF ingevoerd. Het voertuig verving het grootste deel van de YPR’s bij de 4 pantserinfanteriebataljons.
De doctrines uit de Koude Oorlog over gemechaniseerd optreden zijn inmiddels deels achterhaald. Maar pantservoertuigen blijven onmisbaar voor een effectief infanterie-optreden. Dat is bijvoorbeeld in Afghanistan duidelijk gebleken.