Onder pantser
Vuur en beweging liggen ten grondslag aan de manoeuvre van gevechtseenheden. Deze begrippen vormen de basis van de tactische doctrines sinds de Tweede Wereldoorlog. Manoeuvre staat voor een samenspel tussen de verbonden wapens. Voor grondgebonden eenheden betekent dit ook mechanisatie (mobiliteit en bepantsering van wapensystemen en personeel). Om samen met tanks op te kunnen treden, ging ook de infanterie onder pantser. De infanterie is hierdoor veel mobieler geworden en bovendien beter beschermd.
Op wiel of rups
De Koninklijke Landmacht kocht vanaf 1961 op grote schaal pantservoertuigen voor de infanterie. Dit waren zowel wiel- als rupsvoertuigen. Als wielvoertuig koos de landmacht de DAF YP 408, als rupsvoertuig de Franse AMX Pri.
Mechanisering
De Limburgse Jagers waren als eerste bataljon gemechaniseerd. 16 Pantserinfanteriebataljon RLJ ontving de eerste AMX Pri in 1963. In dat jaar kreeg ook 42 Pantserinfanteriebataljon RLJ het rupsvoertuig.
De AMX Pri deed zo'n 15 jaar dienst. Zijn opvolger, de YPR 765, was ruim 30 jaar het pantservoertuig voor de infanterie. De komst van de YPR 765 vergrootte ook de vuurkracht van de infanterie. De AMX bezat een .50, terwijl de YPR 765 een 25mm snelvuurkanon had.
Een nieuw infanteriegevechtsvoertuig
Met de Zweedse CV90 (met Hollands tintje) gaat de pantserinfanterist er nog meer op vooruit. Dit infanteriegevechtsvoertuig bezit een 35 mm snelvuurkanon. Het verving vanaf 2009 de YPR bij de 4 pantserinfanteriebataljons. De Limburgse Jagers gingen in 1963 als eersten onder pantser. Nu zijn ze als laatste aan de beurt: bij 42 BLJ verscheen de CV90 in 2012.
De doctrines uit de Koude Oorlog over gemechaniseerd optreden zijn inmiddels deels achterhaald, maar pantservoertuigen blijven onmisbaar voor een effectief infanterie-optreden.