Toespraak minister Ollongren bij reünie Dutchbat III
Toespraak van minister van Defensie Kajsa Ollongren bij de reünie van Dutchbat III in Schaarsbergen op 18 juni 2022.
Beste Dutchbatters en thuisfront,
Maar ook beste vertegenwoordigers van de Bosnische gemeenschap:
- Mister Ambassador (Šahović).
- Meneer Hajdarević, – voorzitter van de Monumentwerkgroep.
- En Mevrouw Avdić, – lid Comité Pleinherdenking 11 juli.
- Geachte Voorzitter (en leden) van de Tweede Kamer.
- Geachte burgemeesters.
‘Er was niets dat jij kon doen’, zong Renée van Bavel zojuist. Vandaag doen wij - na 27 jaar - iets voor jullie: de veteranen van Dutchbat III. Onze veteranen. Want de wereld kon wel iets doen. En dat is niet gebeurd. Daarom staan we vandaag stil bij de verschrikkelijke genocide van Srebrenica. Onder leiding van Mladić vermoordden de Bosnisch-Servische troepen meer dan 8.000 Bosnische jongens en mannen. Zij worden nog elke dag gemist. En daarom wil ik op 11 juli a.s. zelf in Potočari aanwezig zijn. Om namens de Nederlandse regering de geschiedenis recht in de ogen te kijken. Maar daarvóór wil ik eerst met jullie samenkomen: om stil te staan bij jullie verhaal. Velen hebben een mening over jullie missie gehad, zonder te weten hoe het écht zat. Dat wisten jullie alleen. Maar inmiddels weten we beter, bijvoorbeeld dankzij de documentaire van Coen Verbraak. Via zijn camera spraken jullie tot heel Nederland. En dat raakte ons allemaal. Jullie deden in Srebrenica wat de VN van jullie vroeg. Wat Nederland van jullie vroeg. Het had genoeg moeten zijn om agressie van de Bosnische Serviërs te voorkomen - zo was de gedachte. Maar niets bleek minder waar. In de loop van de tijd werd de situatie van de missie steeds nijpender. De Bosnisch-Servische militairen hielden de bevoorrading tegen en werden steeds agressiever. Jullie verloren twee kameraden: Jeffrey Broere en Raviv van Renssen. Ook voor hén waren we zojuist stil. En toen de aanval kwam - en de gevraagde hulp juist níet - stonden jullie in Srebrenica voor een ongelijke strijd: Een handvol pantservoertuigen met mitrailleurs, tegenover een overmacht van tanks en artillerie. Terwijl ondertussen 55 van jullie kameraden gegijzeld werden door de Bosnische Serviërs. Nadat duizenden Bosnische jongens en mannen de bergen introkken, vingen jullie met een paar honderd soldaten tienduizenden doodsbange mensen op. Jullie stonden er alleen voor. Het werd een ongekende ramp.
Thuisgekomen stonden jullie nog steeds alleen. Jullie keerden terug met een grote behoefte aan open armen. Maar Nederland keerde jullie de rug toe. Te lang zijn jullie ervaringen niet erkend. Oók – misschien wel juist – niet door Defensie. Jullie zijn gehoord, maar er is niet geluisterd. Er was te weinig nazorg, te weinig steun en te weinig weerwoord in de beeldvorming. Voor jullie en voor jullie thuisfront.
Dat heeft diepe sporen achtergelaten. Velen hebben vandaag de dag nog te kampen met de gevolgen van de missie. Over veel levens hangt een blijvende schaduw. Dat erkennen we vandaag. Wij - het Kabinet en Defensie - voelen een grote verantwoordelijkheid voor onze militairen en veteranen. Als we ónze mensen op missie sturen, zorgen we óók voor ze als ze terug zijn. Dat had ook gemoeten na de missie in Srebrenica. En dat is niet goed gegaan. Jullie ervaringen hebben mede geleid tot de Veteranenwet, waarin de (na)zorg voor uitgezonden militairen is geregeld. En het leidde tot betere begeleiding van jullie collega’s die dienden in Irak, Afghanistan en Mali. Jullie maakten een weg vrij voor collega-veteranen. Maar voor Dutchbat blijft het verleden een zware last op de schouders. Dat we hier vandaag samen zijn, is mede te danken aan jullie kameraadschap. En aan mensen die wél luisterden. Daarom wil ik hier speciaal een woord van dank richten aan Hans Borstlap en aan mijn voorgang(st)er, Ank Bijleveld. Zij legden de basis voor deze dag.
Vandaag erkennen we jullie pijn. En spreken we uit dat wij jullie steunen: de veteranen van Dutchbat III én thuisfront. Samen met de nabestaanden van de slachtoffers van de genocide, die al 27 jaar hun man, vader, zoon of broer moeten missen. Samen met de toenmalige lokale medewerkers, waarvan sommigen aan de genocide ontsnapten. We denken ook aan hen. Door de Nederlandse aanwezigheid in juli 1995 zijn Nederland en Bosnië voor altijd verbonden. Veel Dutchbatters zijn er al terug geweest - of gaan er opnieuw naartoe met een terugkeerreis. Er zijn hechte banden met nabestaanden ontstaan. Dutchbatters en nabestaanden werken samen aan een nationaal monument in Den Haag. Samen kijken we de geschiedenis in de ogen. Zodat we sámen verder kunnen. Remko de Bruijne zei het 2 jaar geleden mooi in de talkshow Op1. In een gesprek over de film Quo Vadis, Aida - waarin het verhaal van de genocide wordt verteld. Hij zei: “Je eerste reactie is verdediging, vanwege de afgelopen 25 jaar. Maar de film gaat niet over Dutchbat. Uiteindelijk draait het om de mensen daar.” In die woorden klinken kracht, groei en verbinding door.
Beste Dutchbatters, De VN-missie en de genocide trokken diepe sporen van blijvende machteloosheid en frustratie. Omdat jullie niet meer de bescherming konden bieden waarvoor je als militair was klaargestoomd. Omdat je in de steek gelaten werd. Eerst in Srebrenica zelf.
En daarna thuis wéér. Daarom reik ik jullie vandaag het Ereteken voor Verdienste in Brons uit. Defensie is als werkgever tekort geschoten jegens jullie. De veteranen van Dutchbat III hebben onvoldoende nazorg gekregen na hun missie waarin 27 jaar geleden het nagenoeg onmogelijke van hen is gevraagd; wetende dat velen vandaag de dag nog te kampen hebben met de gevolgen van deze VN-missie; geef ik namens Defensie met dit Ereteken voor Verdienste in Brons uitdrukking aan de permanente steun aan en verbondenheid met de veteranen van Dutchbat III.