De commando
‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’. Dit geldt bij uitstek voor de moderne commando, internationaal ook wel ‘operator’ genoemd. Hij (het zijn tot nog toe alleen mannen) moet veel kunnen en weten.
De besten
Om elitesoldaat te worden moet hij een doorzetter zijn. Maar ook:
- beschikken over improvisatievermogen, zelfvertrouwen, intelligentie en relativeringsvermogen;
- bereidt zijn te vechten;
- uitblinken in morele weerstand (kracht), wil en persoonlijkheid, in militair-technische vaardigheden, kennis en kunde en in fysieke prestaties.
Selectie
Om commando’s te selecteren, kent het KCT een uitgebreide selectie- en trainingsprocedure. Die begint met kennismakingsdagen, gevolgd door een vooropleiding en uiteindelijk de Elementaire Commando Opleiding (ECO). Laatstgenoemde test is de zwaarste en daarom beruchtste initiële opleiding binnen de Nederlandse krijgsmacht. Wie de ECO tot een goed einde brengt mag de felbegeerde groene commandobaret in ontvangst nemen.
Voortgezette opleiding
Met dit uitzonderlijke onderscheidingsteken is de nieuwe ‘groene baret’ nog lang geen volwaardig operator. Aspiranten moeten na de ECO een Voortgezette Commando Opleiding (VCO) volgen. Hier leren zij de vaardigheden en taken (het ambacht) van een commando. Ook in deze fase kunnen kandidaten nog afvallen. Bij de voortgezette opleiding kunnen de kandidaten zich individueel specialiseren. Bijvoorbeeld als scherpschutter (sniper), demolitie-specialist (demspec), verbindingsspecialist (comspec) of medisch verzorger (medic).
Nooit klaar
Is een commando eenmaal paraat en ingedeeld bij een ploeg, dan wachten hem nog vele uren van opleiden en trainen, zowel individueel als met zijn eenheid. Ploegspecialisaties zijn bijvoorbeeld parachutespringen en optreden in bergachtig terrein of in waterrijke gebieden.