Zr.Ms. Willemstad
Zr.Ms. Willemstad is een van de mijnenjagers van de marine. De schepen maken deel uit van de Alkmaarklasse.
Mijnenjager
De hoofdtaak van de mijnenjagers is het mijnenvrij houden van de zee, de kustwateren en de havenmondingen. Daarnaast beschermen ze maritieme eenheden in een mijngevaarlijk gebied door mijnenbestrijdingsoperaties uit te voeren.
Op de boeg staat de NAVO-aanduiding van de mijnenjager: M864.
Geschiedenis Zr.Ms. Willemstad
- Kiel gelegd: 3 oktober 1986.
- Te water gelaten: 27 januari 1989.
- In dienst gesteld: 20 september 1989.
Voorgangers
De Willemstad kent geen voorgangers bij de marine met dezelfde naam.
Waar komt de naam vandaan?
De Willemstad is genoemd naar de havenstad in de provincie Noord-Brabant.
Het is binnen de marine een oude traditie om schepen te vernoemen naar steden. Grote steden geven hun naam aan grote schepen, zoals Zr.Ms. Rotterdam en Zr.Ms. Amsterdam (2014 uit dienst gesteld) . Mijnenjagers, en vroeger de mijnenvegers, worden veelal vernoemd naar middelgrote of kleine steden.
Willemstad vindt zijn oorsprong in het dorp Ruigenhil. Dit dorp lag op een strategische plaats, op de grens tussen Holland, Zeeland en Brabant. Aan de splitsing van het Hollandsch Diep in Volkerak en het Haringvliet.
In 1581 koos de opvolger van Jan IV, Jan van Wittem, de zijde van Spanje. Toen ontnam de Staten-Generaal hem het markizaat en gaf dit aan Willem van Oranje als compensatie voor zijn geleden verliezen. Willem zag de strategische positie van Ruigenhil. Op het moment dat Steenbergen in juli 1583 in handen van de Spanjaarden viel, gaf hij opdracht om Ruigenhil te versterken. Al in november was Ruigenhil omwald onder leiding van de vestingbouwkundige Abraham Andries. De prins gaf het stadje daarop zijn naam: Willemstad.
Na de moord op Willem van Oranje in 1584 nam zijn zoon Maurits de voltooiing van de nieuwe vesting kordaat op. Onder leiding van ingenieur Adriaan Antonisz. van Alkmaar werden de versterkingen afgebouwd. Willemstad werd zo een schoolvoorbeeld van oud-Nederlandse vestingbouwkunst.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand eiste de rechtmatige eigenaar, Maurits' neef graaf Herman van den Bergh, het markizaat op. Maurits weigerde echter Willemstad met omringend gebied af te staan. Na een proces voor de Raad van Brabant in Den Haag won Maurits de zaak. Willemstad en polder Ruigenhil werden afgescheiden van het markizaat en een aparte Brabantse heerlijkheid van de Oranjes. Dit bleef zo tot 1795.
Na het bestand werd Willemstad gereedgemaakt voor de hernieuwde oorlog onder leiding van Jan van den Bosch. Na de Tachtigjarige Oorlog werden de versterkingen in 1652 en 1683 nog uitgebreid, terwijl tussen 1740 en 1747 een reeks forten rondom de plaats werd aangelegd. De plaats is alleen nog belegerd tijdens de Franse inval in 1793. Onder leiding van Van Boetzelaer werd een beleg van 18 dagen doorstaan. Een bezetting van amper 500 man wist een sterk leger tegen te houden. In 1795 kwam het bevel vanuit Den Haag de vesting over te geven zonder bloedvergieten.
Napoleon gaf later bevel het grote Kruithuis in bastion Utrecht te bouwen en de versterkingen te verbeteren.
Embleem
Het embleem van Zr.Ms. Willemstad is ontleend aan het gemeentewapen van Willemstad (Noord-Brabant). Omdat deze stad vroeger tot het markizaat Bergen op Zoom behoorde, is het familiewapen van de markiezen De Glymes opgenomen. De kruisjes symboliseren de oude banden van de stad met Breda.
Het embleem is doorsneden. Het toont in sabel een gaande leeuw van goud, getongd en genageld van keel (= rood). In zilver staan er 3 schuinkruisjes van keel (= rood), geplaatst in de verhouding 2:1. De embleemspreuk 'Fortitudo mea deus' staat in Latijnse letters van sabel op een lint van zilver.